Verschaalde storm
Tante Betje ging uit fietsen. Buiten in de vrije val
Ze trapte zich helemaal lens, ongekend
De storm zat haar tegen, poeh poeh, het zal
Ploeterend ging ze voort en thuis zat geen vent
Alle kapucijners in een grote glazen pot gerangschikt
Betje was het fietsen al snel beu
Heel haar leven had ze alles, écht alles gepikt
Het levensverhaal van onze lieve Betje was best wel sneu
Het was geen man, maar ook geen vrouw, het was onze tante Bet
Goedgeefs van hart, gul vanuit haar kromme tenen
Gelovend in de almachtige vader, de grote Mr. G.O.D. deed ze haar gebed
Godsmejaar, wat had ze toch alreeds pijn in haar spataderen benen!
De aanwakkerende wind, vloog gezwind onder haar gesteven rok
Knap van hart, maar deze kanjer was niet moeders mooiste
Sterker nog, ze had een gezicht met een enorme puisten gok
Op school werd ze intens gepest met haar rode haar, ze was de rooiste
Betjes straffe rit staat niet op zichzelf, we ploeteren allemaal aan
Stormen gaan liggen, tornado’s gaan voorbij en het onweer waait weg
Geen enkele rit is hetzelfde, we zijn allemaal uniek in ons bestaan
Alle bonen tezamen genomen, deze goede ziel had best pech!
De wind zat zo tegen, de ijzel vloog tegen haar gelaat
Waterdruppels bevroren zo onderaan haar grote opgezwollen neus
Alles bij mekaar genomen was het best zielig want bij het vuur thuis zat tante Kaat
Het leven was niet zuiver, het behandelde ons Betje onheus
Door de koude wind verzwolgen, ging ze met haar fiets neer
Het pad, haar weg, was glad en ze tuimelde over haar kop
Alles draaide voor haar waterige ogen, het deed nu behoorlijk zeer
Het vlammetje van binnen was ook bijna niet warm te houden en was zowat op
Foetsie bah nee, wat een naar verhaal over onze liefste Betje!
Antarctica is kou maar dit had je niet verwacht
Ze smachtte naar een warm American Spirit sigaretje
Alleen was ze, in totaal isolement, zeker die nacht
Schooiend en berooid was ze onderuit gegaan
Geen cent, geen passie, zowat geen innerlijk vuur te makken
Het was d’erop of d’eronder. Zou ze in haar eigen kracht gaan staan?
Of zou ze zich door de koude, tegenwind en de ijzige storm laten pakken?
Met haar benen gekruist op de weg en haar bevroren kont
Had ze zich nimmer zo gevoeld. Ze kon in haar angst gaan zitten
Het universum liet haar rillen, alles deed pijn, het maakte het bont
Ze vloekte binnensmonds en dacht ik ga hier niet in de koude pitten!
Haar kracht begon te loeien en haar vuurtje van binnen werd groter
Boosheid maakte plaats voor overgave, vertrouwen en ook geduld
Ze werd vanbinnen milder, zo zacht als gesmolten boter
Haar vlammetje van binnenshuis was aangewakkerd en ze raakte door het licht vervuld
Het licht had haar nu goed te pakken. Dankbaarheid vulde haar grote hart
Klopte de ijzel en de verse sneeuw van haar af, sprong uit de kruislingse stand
Nee, riep ze, ik vind het nu wel genoeg! Ik ben genoeg getart!
Ze parkeerde haar verwrongen bejaardenfiets vervolgens aan de kant
Spreidde haar armen en zei tot de natte hemel resoluut
Jullie, júllie krijgen me niet klein. Ik bén Betje weet dat wel jullie sterrengebroed
Met stramme gestrekte benen zette ze het op een lopen, zeer absoluut
Ik, ík zal jullie laten zien wat een innerlijk oplaaiend vuurtje met je doet
Bij elke pas die ze zette, krakend in de witte wereld van het moment
Ontdooide ze, werd ze warmer en vervulde zich met het opgerakelde licht
Ze verlangde naar meer, voelend in zelf, in haar passies. Eigenlijk was ze een schrale krent
Haar zelf zo weinig gegund, altijd voor die ander geleefd en gezwicht
De moraal van dit verhaal van wat deze oude goede ziel in zich draagt, wat maalt
Is dat je mag gaan kijken en voelen wat bij jou leeft
Tussen leven en léven zit een verschil. Zorg dat je zelf niet verschraalt
Voordat het leven… tussen je vingers met jouw dromen weg zweeft…
Liefs, Irmgard