Hallelujah: Dromen!

Graaf Wilhelmus Driekuis van Op den toren Van onderen Zingen
Ik moet het even kwijt, was me wel een geval apart
Zonder een oordeel te vellen en hem eraan te ringen
Het verhaaltje vertel ik dus met gepaste smart

Driekuis had een eigenheid: halleluja wat een prik
Gesteven in zijn tweedjasje en zijn kuif in de vette gel
Getoeter, bombarie, een ego tot Tokio… Nee; er was geen klik
Hoog van de toren blazen, grote smoel. Je kent het vast wel

Het gravengoed was van de oude stempel, Godmiljaar
Geboren met de zilveren lepel in zijn mond
Had al vroeg van de toren moeten blazen, de kleine koninklijke snaar
Parmantig en protserig liep hij als een klein ventje rond

Zijn schoenen liet hij poetsen, zijn hemd werd gesteven
De soep werd opgediend. Altijd was alles gedaan of klaar
Ach, van jongs af aan was hij zo verwend en het was om het even
Driftig en plechtig als hij voorkwam was alles een masker of een gebaar

Het kleine ventje werd al vroeg in een keurslijf gepropt
Kon zijn eigenheid niet leven en voegde zich in het geheel
De zware last werd lijden; alles werd opgeklopt
Het leven overkwam hem en het greep hem naar zijn keel

Het blauwe bloed gaat waar het niet kan kruipen
Zijn dromen werden nachtmerries van het zwaardere paardensoort
Vanuit zijn toren kreeg hij flink de innerlijke stuipen
Want alles waar hij diep naar verlangde werd de grond in geboord

Zo liet zijn levensepos zich ellen(de)lang vatten
In de verstilling vatte Graafje Tweed zeker geen vlam
Doch op een dag liet het universum hem niet meer soebatten
En was daar, plots, op zijn ongelukkigste moment en het ging van BAM!

Hij keek de ontwaking diep in de ogen, zijn kasteel schudde op zijn fundering
Voelde deze tot in zijn zijden onderbroek en liet hem intens beven
De graaf zakte op zijn knieën en riep tot de almachtige God: ik ben klaar voor lering
Schellen popten van de ogen want in vol ornaat voelde hij het leven

Zijn dromen waren tussen de coulissen van zijn eigen theaterstuk verzand
Leefde de riedel van het ego zelve en raakte van zijn padje af
Vanaf de dag dat hij gecakewalkt werd was hij stevig geland
Hij pakte de universele koe wel bij de hoorns en was beslist niet laf

Hoe geradbraakt hij ook was hij kon de verwondering pakken
Liet een hanenkam staan en zei adios tegen de strijkbout, het tweed en zijn immense ego
Voelen ging stapje bij stapje en hij begon weer naar zijn dromen te snakken
Lagen weer gepeld, daarna weer opgebouwd als een puzzel, zoals lego

Drie kussen verder zwaaide hij zijn oude leventje uit
Met de knapzak op de rug keek hij alles wat comfortabel geleken had na
Hij had zichzelf, brood, water en een immense native fluit
Zo liep onze Driek zijn eigen pad, de zon tegemoet en zong hij van falderaldera

Het verhaal van Graafje wel verwend staat niet op zichzelf en doet vertellen
Hoeveel van ons, lieve zielen, leven, dansen en zingen niet hun eigenste lied?
Klinkklare ego onzin, toeters nog bellen!
Wat je ook leeft… vergeet ondertussen je ware zelf en je dromen niet…

Liefs, Irmgard

error: Content is protected !!